Het bezwaar van een matrix, zoals we hebben besproken, is dat je slechts een pool kunt koppelen, en niet twee, juist waar dat in verband met de aarde zou moeten. Dus moet je voor die tweede pool een gemeenschappelijk punt vinden, die altijd in welke situatie dan ook gekoppeld is en gekoppeld blijft, al staat de module die er aan hang niet aan. Kortom: een stationnair gegeven. Pas nadat je via de matrix de koppeling hebt aangebracht met de eerste pool (in dit geval de tweede: de aarde is de eerste en altijd gekoppeld) wordt die module actief in de matrix, dat wat er achter komt gaat er mee aan de slag.
Om het bij de aarde te houden: heb je twintig modules, wat al snel het geval is vanwege jouw 10x10 matrix en nog even ongezien of het om ingangen danwel uitgangen gaat, moet je twintig keer in de gaten houden of het met de aarde wel snor zit. Dat levert een gevaar op, omdat het bij een matrix juist gaat om vlot, en zonder er langer over na te denken dan nodig is, modules te kunnen koppelen wanneer daar om gevraagd wordt.
Dat vlot kunnen koppelen impliceert “dus” slechts een pool koppelen (anders gaat het matrix-voordeel weer deels verloren, wat niet de bedoeling is) en de andere laten voor wat’ie is, wat dus niet kan omdat het de aarde (een “dood” signaal) is. Daarom een centraal aardpunt en daarom een aardpunt waar alles uiteindelijk bij elkaar komt. Het beste is dan de voeding van het meest centrale punt: de mixer. Dat blijft alleen maar overeind als de aan de matrix gekoppelde module niet nog een apart lijntje heeft naar de mixer, want dan treden aardlussen op
Zie als voorbeeld de foto in het volgende bericht: de matrix rechts op de foto is in de zelfde kast gebouwd als de modules die allemaal naar die matrix gaan. Dit is de meest ideals situatie en die zou je kunnen kopieëren voor jouw situatie met behoud van de aarding eigenschappen. Wijk je daar vanaf dan introduceer je stoorsignalen.
Je zou dus streng en onverbiddelijk voor je zelf moeten zijn door het jezelf niet toe te staan met de aarde nog te kunnen schuiven. Gewoon, alles gaat naar één punt, basta!
Een andere mogelijkheid is om alle modules, ingangen zowel uitgangen, afzonderlijk los te koppelen.
Wat je dan overhoud zijn 20 hete lijnen en een aarde. Maar dat is wel een karwij, zeg. Dat betekent of galvanische scheiding, door optocouplers (dat maakt de matrix zelf electronisch actief) of impedantie scheiding door trafo’s (idem). Jouw matrix blijft, zo te zien, echter in-actief. Hij moet werken op basis van de activiteit van jouw modules en daar zit’em de kneep. De signaaleigenschappen van elke module afzonderlijk kan sterk verschillen met die van andere modules: gedonder in de glazen. En dat merk je pas als je klaar bent. Een geheel losgekoppelde matrix, die zelf actief is, brengt rust in de tent, zie onder.
Sommige audiofabrikanten voeren hun apparatuur uit met een dubbele aarding: de nullijn naast de hete lijn en afzonderlijk nog eens een housing ground. Daar is XLR op gebaseerd (je kent ze wel, die dikke pluggen met grendels en dikke pennen. Steek je een pen-XLR, mannetje, in een bus-XLR, vrouwtje, dan omsluit de bus-XLR de pen bijna helemaal: maximaal kontakt en geen gevaar op condensatordemping). Dubbele aarding dus: een via de soldeerverbindingen op de print direct naar de voeding, de ander via het metalen huis eveneens. Die beide aardingen komen alleen op dat ene punt bij elkaar. En dat scheelt flink in de storing van signalen (goed te horen bij een eindtrap van 500 watt.).
Heel iets anders wordt het als de matrix in staat is twee polen te koppelen, dus heet en aarde tegelijk.
Dan ben je van alles af. Echter als je een uitgang aan twee of drie ingangen wilt hangen, dan zul je ook hier merken dat het uitgangssignaal wordt gedempt. Het is maar net hoe de uitgangsimpedantie ligt t.o.v. de ingansimpedantie (in feite vindt er altijd wel wat demping plaats, maar de mate van demping is dan verwaarloosbaar. Bijvoorbeeld wanneer je, om het eenvoudig te houden, een recorder aan een eindtrap hangt. De spanning van de recorder is, zonder eindtrap, iets hoger, maar omdat de eindtrap altijd nog genoeg krijgt is dit verwaarloosbaar. Je gaat het echt merken als je drie eindtrappen aan een recorder hang.). Door een signaal flink te dempen neemt de afstand tussen signaal en, bijvoorbeeld ruis, af. Om het gedempte signaal op te voeren moet de VU omhoog… en de ruis gaat mee…
Als die Ghielmetti matrix van jou weerstanden in zijn pennen heeft, dan geeft dat al aan die van nature optredende demping uit te schakelen door zelf demping toe te passen. Dan is de situatie beter in de hand. Ook wanneer je uitgangen aan elkaar koppelt (in feite probeer je dan met twee gekoppelde uitgangen een van de twee te voeden met een signaal, en dat slikt die uitgang niet: demping. Daar zijn mixers op gebaseerd. Het mixen van uitgangssignalen, want dat gebeurt er, kan alleen maar plaats vinden als alle signalen van elkaar losgekoppeld zijn. Dus eerst een ingangsweerstand en daarna weer tot het benodigd signaal versterken.) Bedenk ook dat twee, of meer, ingangen eveneens invloed op elkaar kunnen hebben door kleine lek-spanningkjes die je normaal gezien niet merkt. Gewoon dus alles loskoppelen zou dan de remedie zijn, maar daar is in de matrix weer geen ruimte voor.
Zelf zat ik met het probleem om een (1) uitgang naar verschillende ingangen te sturen en (2) verschillende ingangen naar een uitgang. Ik heb dat afdoende opgelost door in situatie het signaal van de uitgang naar vier afzonderlijke opamps te sturen en de ingangen van de opamps van elkaar met een flinke weerstand te scheiden (dat laatste gaat bijna vanzelf door de ingangsweerstanden per opamp die de opamp nodig heeft.). Dat de uitgangen sowieso gescheiden zijn spreekt vanzelf. Daarmee kan ik zonder enige demping vier ingangen sturen: het maakt niet uit wat ik er aan hang. Als een der uitgangen per ongeluk wordt kortgesloten, blijven de andere recht overeind. Geen spat demping of beïnvloeding what so ever.
In situatie 2 deed ik hetzelfde: zes uitgangen eerst ontkoppelen, dan naar zes aparte opamps, die zes opamp-uitgangen weer ontkoppelen en daarna samenvoegen, tenslotte door een opmap weer opvijzelen naar het benodigd niveau. Resultaat: wanneer een ingang per ongeluk is kortgesloten (foutje in de kabel of dergelijk), blijven de andere ingangen nog even gevoelig. Geen spat demping wat je er in stopt komt er even hard weer uit (hier zitten wel potmeters tussen).
In dit geval koppel ik steeds heet aan heet en aarde aan aarde en wat er uit komt is heet met aarde.
Verder kan ik, omdat het om stereo gaat, kiezen tussen kanaal een of kanaal twee. Enerzijds door beide kanalen te mixen tot een kanaal, anderzijds door een kanaal te kiezen, een of twee, en deze te “pannen”.
De foto in he volgende bericht (kon met deze niet mee) toont de “verdeler” en de “mixer”, die twee “banen” in het midden. Helemaal links zitten gewone doorluspluggen met een keuze tussen kanaal een of kanaal twee. Daar gebeurt niets actief. En rechts zit een gewone lijnmixer met ruimte voor een 05, dB VU meter. Ik heb er twee gebouwd, nu twaalf jaar geleden, 19 inch rackmount. Ze doen het gewoon (een uitgang is defect door deze aan te sluiten op een koptelefoon, maar dat had ik al verteld).
Tenslotte: vertrouw er niet al te veel op dat uitgangen van modules tegen kortsluiten zijn beveiligd. Tegenwoordig wordt veel apparatuur geleverd met een afzonderlijke netvoeding, zo’n dikke muursteker voor 220 v. waar een trafo in zit. Het definitieve aardpunt ligt dan al een meter, of misschien meer, van de module af en binnen die afstand kan alweer inductie optreden.
pcoene